Dwangsommen, meer ruimte voor matiging achteraf

Omdat het gaat om een dwangmiddel heeft de dwangsom een aantal bijzondere eigenschappen

In het civiele recht neemt de dwangsom een belangrijke plaats in om de nakoming van uitspraken van rechters af te dwingen. In veel gevallen wordt geprocedeerd over geld, ofwel omdat contracten moeten worden nagekomen, ofwel omdat schade moet worden vergoed.  In die zaken wordt de nakoming van een rechterlijke uitspraak vaak afgedwongen door het leggen van beslag. Maar er zijn ook zaken waarin een gebod of verbod wordt geëist om iets te doen of juist na te laten. Dergelijke veroordelingen worden vaak versterkt met een dwangsom, een financiële prikkel om uitvoering van het vonnis van de rechter af te dwingen.

Omdat het gaat om een dwangmiddel heeft de dwangsom een aantal bijzondere eigenschappen. Omdat het uitsluitend gaat om een prikkel tot nakoming, hoeft de hoogte van een dwangsom niet in verhouding te staan met de hoofdveroordeling. Wanneer afgifte van een voorwerp met een geringe financiële, maar grote emotionele waarde wordt geëist, kan toch een hoge dwangsom worden opgelegd om nakoming af te dwingen. Om diezelfde reden legt het argument dat een hoge dwangsom tot financiële problemen kan leiden vaak weinig gewicht in de schaal.

Een dwangsom is vaak aan de orde in zaken met een spoedeisend karakter. Er wordt dan in een kort geding gevraagd om een veroordeling, versterkt met een dwangsom. Als op een later moment in een bodemprocedure een geheel ander oordeel wordt gegeven, is de door de kort geding rechter opgelegde dwangsom tot verbeurd (verschuldigd). Dat komt door het bijzondere karakter dat de dwangsom heeft als prikkel tot nakoming. Het feit dat in een bodemprocedure een ander vonnis wordt gewezen, heeft tot gevolg dat de executie (uitvoering) van het kort geding vonnis of de dreiging daarmee, onrechtmatig zijn. Degene die het kort geding vonnis ten uitvoer heeft gelegd of daarmee heeft gedreigd, is dan verplicht de schade die daardoor is veroorzaakt te vergoeden. Waaronder de betaalde dwangsommen. Alleen wanneer tegen het kort geding vonnis in hoger beroep wordt gegaan, kan het vonnis in eerste aanleg worden vernietigd. Dat wil zeggen dat het met terugwerkende kracht niet gold, en betaalde dwangsommen moeten worden terugbetaald.

Dit systeem van dwangsommen kan leiden tot onrechtvaardige uitkomsten en is dan ook regelmatig onderwerp van kritiek. Wat de denken van de situatie dat een partij in kort geding gelijk krijgt en op basis van het vonnis dwangsommen incasseert. Wanneer de rechter in een bodemprocedure op een later moment tot een ander oordeel komt, waren de dwangsommen wel verschuldigd. Die dienden immers om uitvoering van het kort geding vonnis af te dwingen. De partij die de dwangsommen incasseerde is wel verplicht de schade die daardoor is veroorzaakt te vergoeden. Maar wat nu als die partij inmiddels failliet is? Met name doordat dwangsommen vaak hoog zijn kan dat tot desastreuze gevolgen leiden.

Een andere belemmering is dat algemeen wordt aangenomen dat tussen de dwangsom en de hoofdveroordeling waarvoor zij wordt opgelegd, een sterke band bestaat. Zo sterk zelfs dat werd aangenomen dat als de rechter in hoger beroep de hoofdveroordeling in stand laat, er geen ruimte is om met terugwerkende kracht de hoogte van de dwangsom aan te passen. Ook als die dwangsom excessief hoog was. In die gevallen werd de dwangsom in hoger beroep gematigd voor de toekomst, eenmaal verbeurde dwangsommen bleven verbeurt.

De Hoge Raad heeft hier onlangs een kleine wijziging in aangebracht, die voor de praktijk wel grote gevolgen kan hebben. In die zaak ging het om een slepend en diepgeworteld conflict tussen Stichting Appingedammer Brons Motoren Museum (een museum voor scheepsmotoren) en de eigenaar van het pand dat het museum huurde. Het pand werd gehuurd voor een bedrag van € 2.000 per maand. De eigenaar had de huur opgezegd en het museum had met succes een verlenging van de termijn voor ontruiming gekregen. De eigenaar van het pand besloot daarop ingrijpende sloop en verbouwingswerkzaamheden uit te voeren. Ingrijpend omdat de daklichten en een deel van de gevelramen werden verwijderd waardoor het pand niet langer wind en waterdicht was. Bovendien werd de toegang tot het museum onmogelijk gemaakt.

De rechter kon dit bepaald niet waarderen en veroordeelde de eigenaar het pand weer wind en waterdicht te maken en toegankelijk te maken voor bezoekers. Om deze veroordeling kracht bij te zetten verbond de rechter aan beide veroordelingen een fikse dwangsom, € 25.000 per dag met een maximum van 1 miljoen euro. Tijdens het hoger beroep was zoveel tijd verstreken dat het museum inmiddels was ontruimd en dus geen belang meer had bij de uitgesproken hoofdveroordelingen. Inhoudelijk was die hoofdveroordeling wél terecht uitgesproken zo oordeelde het gerechtshof, maar waren de daaraan verbonden dwangsommen excessief. Het gerechtshof kon de dwangsommen echter niet met terugwerkende kracht matigen omdat de hoofdveroordeling (wind en waterdicht maken, toegang verlenen) terecht was uitgesproken. Ondanks dat ook het gerechtshof tot de conclusie kwam dat er een wanverhouding was tussen de betaalde huur en de verschuldigde dwangsommen. Een overtreding van een dag had immers een boete van ruim 12 keer de maandhuur tot gevolg.

De Hoge Raad kwam in deze zaak onverwachts tot een ander oordeel. De dwangsom zoals wij die kennen, vindt zijn oorsprong in de Benelux-Overeenkomst houdende eenvormige wet betreffende de dwangsom van 26 november 1973. Over zaken betreffende deze overeenkomst oordeelt het Benelux Gerechtshof in hoogste instantie. Dat Hof had in een eerdere zaak al eens uitgemaakt dat als de rechter in hoger beroep de hoofdveroordeling geheel of gedeeltelijk in stand laat, hij dat kan doen onder vermindering, vermeerdering of volledige afwijzing van de dwangsom die door de rechter in eerste aanleg aan de hoofdveroordeling was verbonden. Ook volgt uit die rechtspraak dat indien sprake is van een vermindering, de dwangsom die de rechter in eerste aanleg had opgelegd, tot het verminderde bedrag kan worden verbeurd in de periode tussen de betekening van de uitvoerbare beslissing van de rechter in eerste aanleg en de betekening van de beslissing in hoger beroep.

De ruimte om excessieve dwangsommen achteraf met terugwerkende kracht te corrigeren is hiermee toegenomen. Daarmee wordt ook gehoor gegeven aan de wensen vanuit de praktijk. Evident onredelijke uitkomsten konden in het verleden slechts worden aangepakt via aansprakelijkheid, nu is er een extra correctiemechanisme de aanpassing met terugwerkende kracht.

Geen Resultaten Gevonden

De pagina die u zocht kon niet gevonden worden. Probeer uw zoekopdracht te verfijnen of gebruik de bovenstaande navigatie om deze post te vinden.